Jeremiah 2

Toch zeggen zij tegen elkaar: “Kom niet te dichtbij, anders verontreinig je mij! Want ik ben heiliger dan jij!” Ik kan ze niet meer zien. Dag in, dag uit maken ze Mij toornig.

1Kijk, het ligt zwart-op-wit voor Mij: Ik zal niet blijven zwijgen, Ik zal het hun betaald zetten. Ja, Ik zal het hun grondig betaald zetten. 2Niet alleen hun eigen zonden, maar ook die van hun vaders,’ zegt de Here, ‘want die verbrandden ook reukwerk op de daken en beledigden Mij op de heuveltoppen. Ik zal het hun volledig betaald zetten.

3Maar Ik zal hen niet allemaal vernietigen,’ zegt de Here, ‘want net als in een slechte tros ook goede druiven zitten (en iemand zegt: “Gooi ze niet allemaal weg, er zitten nog een paar goede druiven tussen!”) zo zal Ik ook Israël niet volledig vernietigen, want er bevinden zich trouwe dienaars onder. 4Een restant van mijn volk zal Ik in leven laten om het land Israël te bezitten, zij die Ik uitkies, zullen het erven en Mij daar dienen. 5Voor hen die Mij hebben gezocht, zullen de velden van Saron weer gevuld zijn met schaapskudden en in het dal van Achor zullen de runderen grazen. 6Maar omdat de rest van u de tempel van de Here heeft verlaten en afgoden van het noodlot en het hiernamaals aanbidt, 7zal Ik u door het zwaard doen sterven en staat de dood u te wachten. Want toen Ik riep, gaf u geen antwoord; toen Ik sprak, wilde u niet luisteren. U zondigde opzettelijk, hoewel u wist hoe Ik dat verafschuw.’

8Daarom zegt de Here God: ‘U zult van honger sterven, maar mijn dienaars zullen eten. U zult dorstig zijn, terwijl zij drinken. U zult droevig en beschaamd zijn, maar zij zullen blij zijn. 9U zult jammeren in uw zorgen en vertwijfeling, terwijl zij zingen van vreugde. 10Uw naam zal een vloekwoord zijn onder mijn uitgekozen volk, want de Here God zal u neerslaan en zijn echte dienaars bij een andere naam noemen. 11Dan zal een tijd aanbreken dat ieder die een zegen uitspreekt of een eed zweert, dat zal doen bij de God van de waarheid, want Ik zal mijn toorn opzijzetten en het kwaad dat u deed, vergeten.

12Want kijk, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde: zo mooi dat niemand meer aan de oude zal terugdenken. 13Wees blij, verheug u voor altijd in mijn schepping. Kijk! Ik zal Jeruzalem veranderen in een plaats van geluk, en haar inwoners zullen een en al blijdschap zijn! 14En Ik zal Mij verheugen in Jeruzalem en in mijn volk, en het geluid van klagen en jammeren zal daar niet meer worden gehoord. 15Babyʼs zullen niet meer enkele dagen oud sterven, mannen die honderd jaar worden, zullen er niet oud uitzien! Alleen zondaars zullen op een dergelijke leeftijd sterven! 16
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Es. 65:22.
17
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Es. 65:21-22.
In die dagen zal een man blijven wonen in het huis dat hij heeft gebouwd, het zal niet worden verwoest door vijandige invallen zoals in het verleden. Mijn volk zal wijngaarden planten en de opbrengst ervan zelf eten, zijn vijanden zullen het niet in beslag nemen. Want mijn volk zal net zo lang leven als de bomen en het zal lang genieten van de opbrengsten van het harde werk.
18De oogsten zullen niet worden gegeten door hun vijanden, hun kinderen zullen niet worden geboren om te vroeg te sterven. Want zij zijn de kinderen van hen die de Here heeft gezegend en hun kinderen zullen ook worden gezegend. 19Voordat zij Mij roepen, zal Ik hun al antwoord geven. Terwijl zij nog tegen Mij praten over wat zij nodig hebben, zal Ik al beginnen hun gebeden te verhoren! 20De wolf en het lam zullen samen eten, de leeuw zal stro eten als een os, giftige slangen zullen stof eten. In die dagen zal niemand meer worden gewond of vernietigd, want op mijn heilige berg zal geen kwaad meer geschieden,’ zegt de Here. 21

Gods zorgt voor zijn volk

22‘De hemel is mijn troon,’ zegt de Here, ‘en de aarde mijn voetenbank, welke tempel kunt u voor Mij bouwen die Mij tot een huis zou kunnen zijn om daarin te wonen? 23Mijn hand heeft dat alles toch gemaakt, zij zijn mijn eigendom. Toch rust mijn oog op de man met een nederig en verslagen hart die beeft voor mijn woord. 24Maar zij die hun eigen wegen kiezen en behagen scheppen in hun zonden, zijn vervloekt. God zal hun offers niet aanvaarden. Als zulke mensen een os offeren op het altaar van God, is het net zomin aanvaardbaar voor Hem als een mensenoffer. Als zij een lam offeren of een graanoffer brengen, is dat voor God hetzelfde als wanneer zij een hond of het bloed van een zwijn op zijn altaar leggen! Als zij reukwerk voor Hem verbranden, rekent Hij hun dat aan alsof zij een afgod zegenen. 25Ik zal hun grootste angsten laten uitkomen, want toen Ik hen riep, weigerden zij te antwoorden en toen Ik tegen hen sprak, wilden zij niet luisteren. Integendeel, zij deden kwaad voor mijn ogen en kozen dát waarvan zij wisten dat Ik het verafschuwde.’

26Luister naar de woorden van de Here, allen die Hem vrezen en beef voor zijn woorden: ‘Uw broers haten en verstoten u, omdat u trouw bent aan mijn naam. “Glorie aan God,” spotten zij, “laat ons uw geluk in de Here maar eens zien!” Zij zullen te schande worden gemaakt. 27Wat is dat voor een opschudding in de stad? Wat komt daar voor een vreselijk lawaai uit de tempel? Het is de stem van de Here, die vergelding over zijn vijanden brengt. 28
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Es. 66:8.
29
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Es. 66:7-8.
Wie heeft ooit zoiets vreemds gezien of gehoord? Want in één dag zal plotseling een volk, Israël, worden geboren, zelfs nog voordat de weeën zijn begonnen. Nauwelijks begon de pijn of de baby was er al. Het volk is ontstaan.
30Zou Ik de geboorte op gang brengen zonder dat een kind gebaard wordt?’ vraagt de Here, uw God. ‘Nee! Nooit! 31Wees blij met Jeruzalem en verheug u met haar, allen die van haar houden en die om haar rouwden. 32Wees blij om Jeruzalem, drink met volle teugen van haar glorie zoals een kind drinkt en verzadigd wordt aan zijn moeders borst. 33Voorspoed zal Jeruzalem als een rivier overspoelen,’ zegt de Here, ‘want Ik zal het sturen, de rijkdommen van andere volken zullen naar haar toe stromen. Haar kinderen zullen aan haar borst worden gevoed, op haar heup worden gedragen en op haar schoot worden geknuffeld. 34Ik zal u daar troosten, zoals een kind wordt getroost door zijn moeder. 35Als u Jeruzalem ziet, zal uw hart blij zijn. U zult een stralende gezondheid krijgen. De hele wereld zal Gods goede hand op zijn volk zien rusten, evenals zijn toorn over zijn vijanden.

36Want kijk, de Here zal komen met vuur en snelle wagens van vervloeking en Hij zal zijn toorn als een vuur alles laten verbranden. 37Want de Here zal de wereld met vuur en met zijn zwaard straffen en het aantal slachtoffers zal groot zijn!
Copyright information for NldHTB